Knielen voor het altar van de persvrijheid

Burgemeester Wolfsen van Utrecht heeft zijn lesje geleerd: kom niet aan de persvrijheid. De affaire rondom de non-publicatie over zijn woonlastendeclaraties lijkt het zoveelste bewijs dat het in de politiek niet draait om feiten maar om perceptie. Want Wolfsen heeft niets verkeerds gedaan.

Wolfsen moest publiekelijk door het stof, nadat hij druk had uitgeoefend op de redactie en uitgever van het Utrechtse huis-aan-huisblad Ons Utrecht om een kritisch artikel over zijn onkosten niet af te drukken. Uiteindelijk liet de uitgever (onderdeel van de Telegraaf Media Groep) de gehele oplage van 130.000 kranten opnieuw drukken, zonder het gewraakte artikel.

De poging van Wolfsen om het kritische artikel tegen te houden is alom neergezet als machtsmisbruik, een botte inbreuk op de persvrijheid. Arjan Dasselaar beschuldigde hem vorige week op deze plek van onhandig machiavellisme, omdat hij had geprobeerd de berichtgeving te beïnvloeden maar zo dom was geweest om meteen door de mand te vallen.

Wolfsen zelf werd al snel nerveus van alle kritiek. In een spoeddebat in de gemeenteraad bood hij zijn excuses aan en beloofde hij het nooit meer te zullen doen. Gegeven de stemming in de gemeenteraad was dat politiek misschien handig en verstandig, maar nodig was het niet. Een burgemeester beschuldigen van misbruik van gemeenschapsgeld is niet niks. Dat moet een krant dus alleen doen als het de beschuldigingen hard kan maken. Het is veel makkelijker voor een journalist om iemands reputatie te beschadigen met een achteraf onjuist gebleken beschuldiging dan voor het slachtoffer om zijn reputatie vervolgens te herstellen.

De journalist vroeg Wolfsen vooraf commentaar op een conceptartikel waarin een hoogleraar betoogde dat Wolfsen voor 17.000 euro te veel aan woonkosten had gedeclareerd. Het is logisch dat Wolfsen, voormalig rechter en naar het zich laat aanzien een tamelijk onkreukbare figuur, zich in zijn integriteit aangetast voelde. Het is dus ook niet verwonderlijk dat hij aandrong op aanpassing. Zelfs een burgemeester mag opkomen voor de bescherming van zijn eer en goede naam. Persvrijheid is een groot goed en moet voortdurend verdedigd worden. Persvrijheid is echter niet het recht politici lichtvaardig te beschuldigen van fraude.

Saillant is de suggestie van de hoofdredacteur dat Wolfsen impliciet had gedreigd de gemeenteberichten voortaan niet meer in Ons Utrecht te laten afdrukken. Voor het huis-aan-huis blad zou dat vermoedelijk een stevige financiële aderlating zijn geweest. Maar heeft Wolfsen dat dreigement echt geuit? De verklaring van de hoofdredacteur is vaag. En bovendien: is het een reëel dreigement? Gaat Wolfsen daar überhaupt over? Deze feiten zijn niet opgehelderd. Afgelopen week ontstond opnieuw discussie over persaandacht voor Wolfsens woonlasten. AD/Utrechts Nieuwsblad had ze onderzocht, maar publiceerde er niet over. De hoofdredacteur onderzoekt nu of Wolfsen daar achter zit. Het klonk weer heel sinister, maar is het waarschijnlijk niet.

Een journalist onderzoekt zo vaak een mogelijke misstand, om van publicatie af te zien op het moment dat er niks aan de hand blijkt te zijn. Als Wolfsen aan het AD een toelichting heeft verstrekt op basis waarvan de AD-journalisten tot het inzicht kwamen dat er geen publicabel verhaal was, is dat toch geen machtsmisbruik maar goede onderzoeksjournalistiek?

Utrecht is toevallig binnenkort de locatie voor de Dag van de Persvrijheid 2009. Op 3 mei a.s. kunt u meepraten over het thema: De staat versus de verslaggever. De titel illustreert de traditionele argwaan van de journalist voor de staat: de vrije pers als waakhond in gevecht met de almachtige overheid als – de beeldspraak volgend – inbreker. Zo beschouwd is logisch dat er een instinctieve furore ontstond toen ‘inbreker’ Wolfsen de ketting van ‘waakhond’ Ons Utrecht wilde laten aantrekken. Wat in het debat echter heeft ontbroken is het besef dat persvrijheid niet absoluut is en dat (zelfs) ambtsdragers het recht hebben hun reputatie te beschermen.

Leave a Reply