De aanhoudende stroom rechtszaken tussen de entertainmentindustrie en ‘illegale downloadsites’ zorgt voor vernieuwing op het gebied van internetrecht. De meest recente zaak tegen Pirate Bay kan de opmaat zijn naar een nieuw fenomeen: procederen via internet.
De zaken die worden gevoerd door de Stichting Brein, tegen onder meer websites en providers die een faciliterende rol spelen bij bestandsuitwisseling, zijn interessant omdat ze zorgen voor jurisprudentie op een belangrijk onderdeel van het ‘internetrecht’: de verantwoordelijkheid van tussenpersonen. Torrentsites bieden bijvoorbeeld zelf geen illegale bestanden aan, maar maken het wel heel veel makkelijker ze te vinden. Door veel verkeer te genereren voor hun site kunnen ze in potentie heel rijk worden aan advertenties. Is het onrechtmatig om geld te verdienen met het vergemakkelijken van illegaal gedrag van anderen? Of bieden deze sites gewoon informatie over wat elders op internet vrijelijk te vinden is en zijn ze dus net zo nuttig en onschuldig als een straatbord of telefoongids?
Internetproviders adverteren ondertussen met duizelingwekkende downloadsnelheden en mikken dus op mensen die regelmatig grote bestanden willen binnenhalen. Natuurlijk zitten daar ook videokunstenaars en sterrenkundigen bij, maar de overgrote meerderheid van dat verkeer dient om thuisbioscopen van beeldmateriaal te voorzien. Of, zoals UPC haar ultrasnelle dienst Fiber Power aanprijst: volop online gamen, films en muziek downloaden.
Moet internetaanbieders bestandsuitwisseling door hun abonnees tegengaan of in elk geval niet actief aanmoedigen? Of is het simpelweg hun taak snelle en veilige toegang te bieden tot het wereldwijde forum voor informatie, educatie, cultuur, verstrooiing en democratie? Wat mij betreft vooral dat laatste, al doet een provider er ook goed aan zijn klanten het verschil uit te leggen tussen wat mag (downloaden van films en muziek voor eigen thuisgebruik) en wat niet mag (uploaden en downloaden van commerciële software).
Deze week werd duidelijk dat internettechnologie ook de procesvoering steeds meer gaat beïnvloeden. Bij de Amsterdamse rechtbank diende de zaak van de Stichting Brein tegen de oprichters van Zweedse torrentsite Pirate Bay. Ze kwamen niet opdagen en dan moet de rechter allereerst vaststellen of de gedaagden wel op geldige manier gedagvaard zijn.
De advocaten van Brein hadden de dagvaarding niet langs de reguliere weg kunnen laten betekenen, zeiden ze. En dus waren zij helemaal “web 2.0 gegaan”: via Twitter, Facebook en chatboxen trachtten zij de mannen van de Pirate Bay op de hoogte te brengen van de aanstaande rechtszaak. Tijdens hun pleidooi legden zij uit dat ze wel degelijk contact hadden gelegd met de Zweden: ze plaatsen de dagvaarding op een Facebook vriendenpagina van een van de gedaagden – en werden er prompt afgegooid. In een chatbox werden ze voor verdomde Nazi’s uitgemaakt. Allebei tekenen dat ze beet hadden, zou je zeggen.
Volgens medegedaagde Frederik Neij wisten ze bij Pirate Bay echter niets van de rechtszaak in Amsterdam totdat een journalist ze daar woensdag over belde, en vonden ze het allemaal maar grote onzin: “None of us live in The Netherlands, operate from there or do even own the site they are suing over. There are so many errors in this lawsuit that it’s almost a crime to spend the court’s time this way!”
De rechter doet volgende week uitspraak over de vraag of Brein een geldige dagvaarding heeft uitgebracht. Het zou mij niet verbazen als zij op grond van de huidige rechtsregels moet concluderen van niet. De regels over het betekenen van dagvaardingen zijn van voor het Twitteren.
Persoonlijk ben ik er wel een voorstander van dat ‘digitaal dagvaarden’ mogelijk wordt. De regels over betekening zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de gedaagde op de hoogte is van de rechtszaak: datum, plaats en aanklacht. Als je dat langs digitale weg kan garanderen, waarom dan nog een deurwaarder laten langssnorren? Het zal niet eenvoudig zijn een waterdicht systeem te ontwikkelen, maar dat is uitvoeringsproblematiek.
Laten we het dan ook meteen mogelijk maken personen te dagvaarden waarvan de eiser de naam niet weet, zo langer er maar wel een ander unieke, identificerend kenmerk beschikbaar is, zoals een vast IP-adres of een Skype loginnaam. Ook daarvoor geldt, dat het voldoende is als je met zekerheid kan vaststellen dat de gedaagde persoon op de hoogte is van de zaak. Maar laten we het dan zo regelen dat niet alleen de eisers er beter van worden. Dat betekent ook dat je als gedaagde anoniem – bijvoorbeeld via een advocaat of de provider – voor de rechter kan verschijnen om je standpunt te verdedigen. De klokkenluider die anoniem de wereld informeert over misstanden kan dan zijn actie dan ten overstaan van de rechter verdedigen zonder meteen zijn identiteit prijs te moeten geven.
Er zijn nu eenmaal meer downloaders en downloadsites dan bedreigde klokkenluiders en dat betekent dat de juridische ontwikkelingen over anonimiteit en digitaal procederen voorlopig even komen uit de hoek van de online piraterijbestrijding. Ach, het nieuws moet ergens vandaan komen.
Oorspronkelijk verschenen op NU.nl
UPDATE: Anders dan ik verwachtte, vond de rechter in haar vonnis van 30 juli 2009 dat de dagvaarding wel geldig betekend was.
UPDATE 2: De heren van The Pirate Bay zijn vervolgens in verzet gekomen tegen het verstekvonnis, maar werden ook na een inhoudelijke beoordeling grotendeels in het ongelijk gesteld bij vonnis van 22 oktober 2009.