Inmiddels is het verslag van het algemeen overleg over de aftapstatistieken in de Tweede Kamer van 26 november 2009 gepubliceerd. Ik schreef daar eerder over.
Boeiend is wederom de zalvende woorden die VVD’er Fred Teeven spreekt over de toepassing van aftapbevoegdheden door justitie: per geval hebben politiemensen, de officier van justitie en de rechter-commissaris daar goed naar gekeken, dus met de effectiviteit zit het wel snor. Als ex-officier van justie heeft Teeven natuurlijk bij uitstek relevante ervaring, maar in dit soort debatten denkt en praat hij nog steeds als een officier van jusititie die zich verdedigt tegen lastige, in zijn ogen ongetwijfeld domme kamerleden. In zijn nieuwe hoedanigheid als volksvertegenwoordiger moet Teeven juist zelf lastige vragen stellen aan de overheid, de luis in de pels zijn die met ogenschijnlijke domheid serieuze zaken bloot legt.
Tijdens het verhaal van SP’er Gerkens tracht Teeven herhaaldelijk de nuance uit het debat te halen:
“Zegt de SP: we kijken naar het tappen en vinden dat het te veel gebeurt, en daarom moet het niet? Of zegt de SP: wij hebben wel vertrouwen in de rechterlijke macht en wij denken dat een tap wél geplaatst moet worden als er goed beoordeeld wordt?”
Als ik het goed zie, zegt de SP iets anders, namelijk dat er – ook in vergelijking met andere landen- veel wordt getapt maar dat we niet beschikken over genoeg informatie om te beoordelen of er te veel wordt getapt. Er moet dus meer duidelijkheid komen over de gevallen waarin en de redenen waarom in concrete gevallen een aftapbevel wordt uitgegeven. Die vraag kan je stellen zonder dat je meteen de kundigheid of integriteit van jusitie of de rechterlijke macht in twijfel trekt.
Een interessante casus is het gebruik van een aftapbevel bij diefstal van mobieltjes. Straatroof is zeker een ernstige aantasting van het veiligheidsgevoel van het slachtoffer, maar toch iets anders dan de georganiseerde criminaliteit (mensensmokkel, kinderporno, terrorisme) die meestal wordt aangevoerd als aftappen gerechtvaardigd moet worden. Teeven stelt aan Gerkens de vraag:
“Moet de telefoon van een oud vrouwtje dat door twee jonge verdachten op straat in Amsterdam-Zuid van haar telefoon wordt beroofd, naar het oordeel van de SP-fractie onder de tap om te proberen die daders te achterhalen?”
Teven vindt in elk geval van wel:
“Want daarmee sporen we dit soort ettertjes gewoon op.”
Aan de ene kant is aftappen in dit soort situaties ideaal: het kost weinig mankracht en voor zover er iemands privacy wordt geschonden is dat vooral de privacy van de dader. Op zich heeft ook die rechten, maar zij wijken in dit geval subiet voor het opsporingsbelang. Aan de andere lijkt zo’n tap mij betrekkelijk zinloos: ik betwijfel of de dief meteen met het gestolen mobieltje zijn heler zal bellen om een afspraak te maken voor de overdracht. Bovendien: die tap zetten kost weinig mankracht, maar zijn er dan ook dienders beschikbaar om de dief vervolgens aan te houden als hij op zijn afspraak verschijnt?
Hoe dan ook, we zouden moeten weten hoeveel van die 2254 taps per dag zien op dit soort straatroof-situaties, en hoeveel worden ingezet voor georganiseerde misdaad. Ook daarom is het goed dat er een nieuw, uitgebreid onderzoek komt naar de doelmatigheid van het opsporingsmiddel aftappen.
One Reply to “Een ongenuanceerd afluisterdebat”