PAO-college Cookies & datalekken

Op 14 april gaf ik als onderdeel van de PAO Telecommunicatierecht van het Eggens Instituut (Universiteit van Amsterdam) een presentatie over de nieuwe cookie-regels. De presentatie is hier hier te downloaden.

Wat de cookie-regels betreft is opmerkelijk hoe veel verschil van mening er kennelijk bestaat over de betekenis van zowel de bestaande als de voorgestelde nieuwe regels. Heeft degene die een cookie wil plaatsen nu wel of niet de voorafgaande toestemming van de consument nodig? Zo ja, hoe moet die toestemming worden verkregen en wanneer mag die impliciet worden aangenomen?

Een deel van de strijd wordt veroorzaakt door het feit dat de Europese regelgever heeft besloten één regel te formuleren die geldt voor zowel spyware/malware als voor een alledaagse cookie die de taalinstelling voor een webshop vastlegt. Als je dus pleit voor een opt-out benadering, zeg je dan in feite niet dat je vindt dat een website zonder voorafgaande toestemming malware op je computer mag installeren, als ze je na afloop maar een opt out bieden? Wat let het Nederlandse parlement om wel onderscheid te maken tussen spyware/malware en ‘gewone’ cookies, bijvoorbeeld ten aanzien van de gevallen waarin bij een goed geïnformeerde consument impliciete toestemming mag worden aangenomen?

Het land waar niemand niemand mag zijn

Vandaag was de slotdag van het beveiligingscongres van SURFNet, de organisatie die alle hoger onderwijs instellingen van supersnel internet voorziet. Ik mocht een korte inleiding geven voor het debat over Privacy vs Handhaving, dat vervolgens werd gevoerd door Sybrand van Haersma Buma (Tweede Kamer, CDA), Fred Teeven (Tweede Kamer, VVD), Sophie in ‘t Veld (Europees Parlement, D66) en Inez Weski (Weski Heinrici advocaten).

De standpunten in het debat waren geheel voorspelbaar: de heren zijn van de stroming “veiligheid voor privacy”, de dames meer van de beweging “mag het ook een onsje minder”. Laatstgenoemd standpunt is in wezen genuanceerder omdat het accepteert dat in sommige gevallen privacybeperkende maatregelen wel degelijk nodig zijn. Dat Van Haersma Buma er toch in slaagde om optisch het meest redelijk over te komen, kwam vooral door zijn geestige en innemende debatteerstijl: wat hij feitelijk zegt is namelijk net zo bot als het standpunt van Teeven.

Ontnieuwsing en de toekomst van de pers

Vandaag hield de Vereniging voor media- en communicatierecht een bijeenkomst over de toekomst van de pers. Directe aanleiding was het rapport van de commissie-Brinkman en de reactie daarop van minister Plasterk (zie daarover ook mijn column van vorige week). Aan het woord waren Irene Costera Meijer (hoogleraar Journalistiek VU en Lector Media & Civil Society (Hogeschool Windesheim, Zwolle), econoom Rob van der Noll van SEO Economisch Onderzoek en ikzelf.

De eerste helft van mijn presentatie is een juridische analyse van het rapport-Brinkman en Plasterks reactie daarop: de problemen en oplossingen die zij wel aan de orde stellen en de problemen en oplossingen die wat mij betreft onderberlicht zijn gebleven. Wat dat laatste betreft valt vooral op dat de commissie kennelijk niet fundamenteel mocht ingaan op de verhouding tussen de publieke omroep en commerciële mediaorganisaties. Dat is weliswaar niet doorslaggevend voor de problemen waar de dagbladsector zich mee geconfronteerd ziet, maar zou wel een wezenlijk onderdeel van de analyse moeten zijn.

De tweede helft van mijn presentatie benoemt een aantal juridische vragen die rijzen als de journalistiek daadwerkelijk multimediaal gaat, vooral op het gebied van auteursrecht, aansprakelijkheid en privacy. Misschien is het verhaal niet helemaal te volgen op basis van de sheets: dan had u er maar bij moeten zijn.

Het probleem is uiteindelijk niet juridisch, maar economisch, journalistiek en politiek. De grootste uitdagingen zijn: (a) de ontwikkeling van met een product dat qua genre, vorm of inhoud goed genoeg is om nieuwe doelgroep aan zich te binden; en (b) de ontwikkeling van bijbehorende business modellen om dat product winstgevend te kunnen verzorgen. Ideeën zijn er in overvloed, maar welke gaan het worden?

Van postbode naar wijkagent

Rechtenorganisaties en justitie doen de afgelopen jaren bij de preventie en opsporing van onwenselijk gedrag steeds vaker en indringender beroep op medewerking van internetaanbieders. Waar die zich vroeger konden beperken tot het faciliteren van internettoegang, moeten zij inmiddels informatie over hun klanten en hun internetverkeer vastleggen en op verzoek verstrekken aan justitie en particuliere handhavingsorganisaties als de Stichting Brein. Verdergaande verplichtingen, bijvoorbeeld om internetverkeer te filteren of om internetgebruikers af te sluiten als zij zich misdragen, liggen op de tekentafel.

Mijn stelling is dat internetaanbieders zeker een bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben, maar dat de pendulum inmiddels te ver is doorgeschoten en dat de meeste nieuwe voorstellen zelfs een regelrechte bedreiging zijn voor de rechten van internetgebruikers. Dat was het thema van mijn presentatie vandaag op het symposium van Sirius, de studievereniging van Utrecht Law College. Het symposium met de titel “Found you in 0.18 seconds” ging over privacy op internet. Arnout Engelfriet liet aan de hand van vele voorbeelden mooi zien hoe privacyschendingen op internet de gewoonste zaak van de wereld zijn geworden. “Privacy op internet” blijft een lastig thema, zeker voor de huidige generatie studenten die gewend zijn veel persoonlijke informatie over zichzelf op internet te delen.

OPTA, kabeltoegang en auteursrecht

Naar aanleiding van het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 28 januari 2009 in de zaak Norma & IRDA/NL-Kabel werd in Leiden op 6 februari 2009 een actuele thema-bijeenkomst georganiseerd over het thema ‘kabeldoorgifte en auteursrecht’. Ik hield daar een presentatie over de schijnbare auteursrechtelijke complicaties bij het besluit van telecomtoezichthouder OPTA om kabelmaatschappijen UPC en Ziggo te verplichten hun analoge standaardpakket beschikbaar te stellen voor wederverkoop door alternatieve aanbieders. De presentatie is hier te vinden. De sheets van de andere presentaties zijn hier beschikbaar.

Drie nieuwe Mediawetten

Op 25 juni 2008 gaf ik een lezing bij het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht (CIER) van de Universiteit Utrecht, over drie aanstaande wijzigingen in de Mediawet:

1. het voorstel voor een geheel nieuwe Mediawet, door de opstellers en bewonderaars ook wel liefkozend de Multimediawet genoemd. Nieuwe, frisse terminologie, mensentaal in de plaats van die achterhaalde en door eindeloos geamendeer onleesbaar geworden Mediawet.

2. de Erkenningenwet, over de verdeling van geld en zendtijd tussen verschillende publieke omroepverenigingen. Via een glijdende schaal krijgen alle verenigingen met meer dan 150.000 leden geld en zendtijd naar rato van hun ledenaantal.

3. de wet tot implementatie in de kersverse Multimediawet van de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten, de nieuwe naam voor de vorig jaar flink gewijzigde Televisierichtlijn. De richtlijn, de eerste wijziging in de Europese televisieregels in tien jaar, moet de mediaregulering geschikt maken voor de multimediale wereld. Continue reading “Drie nieuwe Mediawetten”