De publieke omroep moet open

De komende maanden zullen de publieke omroepverenigingen vechten voor ieder zieltje, want het ledenaantal per 1 april bepaalt de zendtijd voor de komende vijf jaar. De procedure voor toewijzing van zendtijd moet op de schop, om kansen te bieden aan nieuwe toetreders die betere programma’s kunnen maken voor minder geld. 

Hoewel donderdag pas de nieuwe Mediawet 2008 in werking trad, heeft de regering al weer een wijzigingsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Deze nieuwe Erkenningswet moet de basis zijn voor de komende zendtijdverdeling. De ledentelling per 1 april bepaalt de zendtijd en bijbehorende begroting voor iedere omroepvereniging in de periode 2010-2015.

Ten opzichte van de bestaande regeling is de systematiek flexibeler voor bestaande omroepverenigingen. Een omroepvereniging die per 1 april niet minimaal 150.000 leden heeft, vliegt eruit. Ieder extra lid boven de 150.000 geeft daarentegen meer zendtijd en meer geld. De wervingsacties zullen de komende maanden dus nog wel wat heftiger worden, want ieder zieltje telt. Continue reading “De publieke omroep moet open”

NU.nl columns 2008

Terug van weggeweest, 20 december 2008
Europese internetplannetjes, 6 december 2008
Racisten hebben rechten, 22 november 2008
Klink-klare onzin, 8 november 2008
Riskant snuffelen op de privacymarkt, 11 oktober 2008
iPhone tirades en goede tirades, 30 augustus 2008
De analoge toekomst, 16 augustus 2008
Chinese daadkracht, 2 augustus 2008
Max Mosley en de opkomst van de Franse celebrity rechtspraak, 19 juli 2008
U kunt rustig doorkopiëren, 5 juli 2008
Rijkskletskoek en de balans tussen autoriteit en vriendelijkheid, 21 juni 2008
Het mooiste EK van allemaal, 7 juni 2008
Na een jaar ben je pas veilig, 24 mei 2008
Nederlandse taptoestanden, 10 mei 2008
De naakte wereldburger, 26 april 2008
Televisie 2.0: Onmiddellijk Zullen We Alles Delen, 12 april 2008
In Antigua is muziek gratis, 29 maart 2008
De wet die alles mogelijk maakt, 8 maart 2008
Spuiten, slikken en stunten, 9 februari 2008
Bel me niet, we weten al wat u zegt, 26 januari 2008
President Love en de reclamevrije publieke omroep, 12 januari 2008

Racisten hebben rechten

De extreemrechtse British National Party (BNP) heeft het zwaar. Een boze ex-medewerker zette de complete ledenlijst online. De partij is begrijpelijkerwijs boos over deze grove schending van de privacy van haar leden, maar maakt zich daar zelf ook schuldig aan.

Tegenstanders en media hebben zich gestort op de ledenlijst, die onder meer gepubliceerd is op Wikileaks. Zij zijn vooral op zoek naar absurde details en naar prominente leden die aan de schandpaal genageld kunnen worden. De heksenjacht gaat verder: bij het huis van een man die op de lijst staat werd zelfs een auto in brand gestoken. Ondertussen is het verkeer naar de partijwebsite explosief gestegen.

De uitgelekte lijst bevat de namen, adressen en telefoonnummers van zo’n 13.000 huidige en voormalige leden en geïnteresseerden, vaak voorzien van extra commentaar zoals leeftijd, beroep, activisme en kwalificaties die de partij kennelijk waardeert (ehbo diploma, duikbrevet, etc.). Het meest absurde voorbeeld dat ik kon vinden was de aantekening van de partijmedewerker bij een mevrouw uit Cornwall: “Hobbies: military vehicles – owner of a WW2 jeep. Singer with a ladies’ barbershop chorus and quartet. Solo singer: Vera Lynn act.” Waarom een partij dit soort informatie over leden bijhoudt is mij een raadsel. Continue reading “Racisten hebben rechten”

Drie nieuwe Mediawetten

Op 25 juni 2008 gaf ik een lezing bij het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht (CIER) van de Universiteit Utrecht, over drie aanstaande wijzigingen in de Mediawet:

1. het voorstel voor een geheel nieuwe Mediawet, door de opstellers en bewonderaars ook wel liefkozend de Multimediawet genoemd. Nieuwe, frisse terminologie, mensentaal in de plaats van die achterhaalde en door eindeloos geamendeer onleesbaar geworden Mediawet.

2. de Erkenningenwet, over de verdeling van geld en zendtijd tussen verschillende publieke omroepverenigingen. Via een glijdende schaal krijgen alle verenigingen met meer dan 150.000 leden geld en zendtijd naar rato van hun ledenaantal.

3. de wet tot implementatie in de kersverse Multimediawet van de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten, de nieuwe naam voor de vorig jaar flink gewijzigde Televisierichtlijn. De richtlijn, de eerste wijziging in de Europese televisieregels in tien jaar, moet de mediaregulering geschikt maken voor de multimediale wereld. Continue reading “Drie nieuwe Mediawetten”

Veel taps, weinig verantwoording

Hieronder volgt de volledige rekening en verantwoording van de regering over de toepassing in 2007 van de meest ingrijpende inbreuk op het communicatiegeheim die de wet toestaat:1

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2008

Bij brief van 13 november 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30517, nr. 5) heb ik u toegezegd de tapstatistieken, als weergegeven in voornoemde brief, over de tweede helft van 2007 te doen toekomen. Met deze brief wil ik daar graag aan voldoen.

De Unit Landelijke Interceptie van het Korps Landelijke Politie Diensten verzorgt de interceptie voor alle politiekorpsen, de Bijzondere Opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee en fungeert sinds medio 2007 als enig aanspreekpunt voor interceptie van telecommunicatie ten behoeve van de opsporing.
In de tweede helft van 2007 is op 12491 telefoonnummers een bevel tot aftappen gegeven door het Openbaar Ministerie. Hiervan betrof het in 84% een tap op een mobiele telefoon en in 16% een tap op een vaste telefoon. In de betreffende periode liepen er dagelijks gemiddeld 1681 taps.
De opvolgende jaarcijfers zullen worden opgenomen in de begrotingscyclus en langs die weg aan U worden kenbaar gemaakt.

De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin

Op grond van deze korte brief kunnen wij twee constateringen doen: de Nederlandse overheid tapt bijzonder veel en doet bijzonder weinig moeite om nut en noodzaak van de toepassing van dat opsporingsmiddel te onderbouwen. Of de eerste constatering een reden tot zorg is kunnen wij niet weten – en daarom is de tweede constatering juist zo ernstig. Continue reading “Veel taps, weinig verantwoording”

  1. Kamerstukken II 2007-2008, 30517, nr. 6.

De kunst van het onzichtbaar blijven – het auteursrecht van de reproductiefotograaf

Wie een museum bezoekt, komt daar vaak bordjes tegen met ‘verboden te fotograferen’. Achterop de briefkaarten in de museumwinkel staat even vaak een copyrightvermelding van het museum. Die bordjes en © tekens staan meestal niet alleen bij werken van kunstenaars die niet of minder dan 70 jaar dood zijn. Kennelijk willen veel musea gebruik en exploitatie van afbeeldingen van hun kunstwerken reguleren. Gegeven de kosten die musea maken om van de werken in hun collectie hoogwaardige reproducties te maken en hun vaak beperkte financiële middelen, is dat alleszins begrijpelijk. Maar, doelredeneringen daargelaten, daarmee is de auteursrechtelijke vraag nog niet beantwoord: pleeg ik werkelijk auteursrechtinbreuk als ik op basis van een briefkaart van de Nachtwacht duizend Nachtwachtbekers laat maken? Heb ik echt de toestemming van het Louvre nodig om mijn dichtbundel te illustreren met een afbeelding van de Mona Lisa afkomstig van de museumwebsite?

In dit artikel bespreek ik de auteursrechtelijke beschermbaarheid van fotografische reproducties van hoofdzakelijk tweedimensionale kunstwerken (schilderkunst, fotografie, handschriften etc.).

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in de Dommering-bundel.

Continue reading “De kunst van het onzichtbaar blijven – het auteursrecht van de reproductiefotograaf”

NU.nl columns 2007

Consumenten hebben DRM verslagen, 29 december 2007
Lastige privacyregels: iedereen journalist, 15 december 2007
Alles van waarde loopt weg, 17 november 2007
Het verschil tussen wegpiraten en muziekpiraten, 3 november 2007
Ieder zieltje telt, 20 oktober 2007
Laat de kurk maar zinken, 6 oktober 2007
Drie keer aandacht voor de prijs van één, 8 september 2007
Het kabelpakket wordt elders samengesteld, 25 augustus 2007
Het einde van vrij reizen, 11 augustus 2007
Gokken op een nieuw kansspelbeleid, 28 juli 2007
Europa legt een bom onder het internet, 14 juli 2007
De iPhone moet verboden worden, 30 juni 2007
Interactieve ranzigheid voor jong en oud, 23 juni 2007
Het privacynet sluit rondom Google, 16 juni 2007
De Grote Geschoktheids Show, 2 juni 2007
Een noodnummer dat hulp nodig heeft, 19 mei 2007
Het nieuwe televisie kijken komt naar u toe deze zomer, 5 mei 2007
Potten, ketels en zoektermen, 21 april 2007
Het privé-leven van een moordenaar, 7 april 2007
Het wegfilteren van de uitingsvrijheid, 24 maart 2007
Roborechten, 10 maart 2007
Elektronisch muilkorven, 24 februari 2007
De macht van de mediadozen, 10 februari 2007
Wie teveel bewaart, verliest wat, 27 januari 2007
Bent u ook staatsrechtdeskundige?, 13 januari 2007

Effectief procederen tegen anonieme internetgebruikers

De Hoge Raad heeft in het arrest Lycos/Pessers uit 2005 bevestigd dat een internetaanbieder onder bepaalde omstandigheden verplicht kan worden om de naam- en adresgegevens van een klant te verstrekken aan een derde die meent dat de klant hem onrechtmatig heeft bejegend. Zodoende kan op last van de rechter de anonimiteit van internetgebruikers worden doorbroken. De wens om te voorkomen dat een internetgebruiker zich ongestraft anoniem kan misdragen is begrijpelijk. De in de jurisprudentie ontwikkelde procedure heeft echter als nadeel dat de anonieme gebruiker géén partij wordt in de procedure waarin zijn anonimiteit in het geding is en daarom onvoldoende mogelijkheden heeft om uiteen te zetten waarom hij die uiting – anoniem – mocht doen. Bovendien wordt zijn internetaanbieder opgescheept met de lastige en kostbare taak om een publicatie te beoordelen en verdedigen zonder voldoende kennis van de feiten. Het is tijd voor een wettelijke regeling die de tegemoet komt aan de belangen van de beschadigde derde, de anonieme internetgebruiker en de internetaanbieder.

Oorspronkelijk verschenen in het Nederlands Juristenblad [pdf].

Continue reading “Effectief procederen tegen anonieme internetgebruikers”

Het privéleven van een moordenaar

Mogen de media citeren uit het dagboek van de vermoedelijke moordenaar van Louis Sévèke? Bij huiszoeking zijn geschriften van Martinus T. gevonden, waarin deze volgens dagblad De Gelderlander de moord bekent en toelicht. De advocate van Martinus T. is daar terecht boos over: ook iemand die een moord heeft bekend, heeft recht op bescherming van zijn auteursrecht, privacy en recht op een behoorlijke verdediging.

De zaak raakt de kern van het auteursrecht: het recht van de auteur om zelf te bepalen of, wanneer en hoe zijn werk in de openbaarheid wordt gebracht. Als de auteur wil dat zijn werk niet gepubliceerd wordt, dan is dat in principe zijn goed recht.

Het citaatrecht komt pas aan de orde als het werk gepubliceerd is: de Auteurswet geeft geen recht om te citeren uit werken die nog niet zijn openbaargemaakt. Daarom mocht Het Parool in 1998 geen citaten afdrukken van voorheen ongepubliceerde pagina’s uit het dagboek van Anne Frank.

Misstand

Maar zelfs bij ongepubliceerde geschriften is het auteursrecht niet absoluut. Er zijn situaties denkbaar, waarin de vrijheid van meningsuiting moet voorgaan. Het is niet de bedoeling dat met een beroep op auteursrecht een misstand verborgen kan blijven, of dat daarmee het publieke debat over een wezenlijk onderwerp onmogelijk gemaakt kan worden. In 2003 besliste de rechter dat geciteerd mocht worden uit geheime, niet gepubliceerde geschriften van de Scientology-beweging, omdat die citaten hielpen om een misstand aan de kaak te stellen. Die citaten gingen namelijk juist over de strategie van de beweging om tegenstanders met alle mogelijke juridische middelen het leven onmogelijk te maken.

Het feit dat de inhoud van het dagboek van Martinus T. een aanzienlijke nieuwswaarde heeft, is niet voldoende om zijn auteursrecht opzij te zetten. Het publieke debat over de moord kan gevoerd worden zonder letterlijke citaten uit het dagboek. De komende strafzaak zal bovendien waarschijnlijk nog voldoende informatie opleveren over zijn daden en motieven.

Zielenroerselen

Behalve het auteursrecht speelt bij publicaties uit dagboeken ook de privacy een belangrijke rol. In het geval van Anne Frank legde dat, vijftig jaar na haar dood, weinig gewicht meer in de schaal. Maar het privacybelang van T. is actueel. Hij heeft zijn dagboek vermoedelijk niet geschreven met het oog op publicatie daarvan en heeft in principe het recht dat zijn mijmeringen en zielenroerselen de zijne blijven.

Maar het publiek heeft toch het recht om geïnformeerd te worden over actuele zaken, hoor ik u denken. Dat is waar, maar rechtvaardigt niet elke inbreuk. Er zijn in Nederland zo veel privégeschriften die relevant zijn voor het publieke debat en die mediaconsumenten fascinerend zouden vinden: denk maar aan de dagboeken en privécorrespondentie van bekende Nederlanders zoals leden van het Koninklijk Huis, politici of soapies. Maar ook zij hebben recht op auteursrecht en op bescherming van hun privacy. Zij mogen zelf beslissen of ze daar ooit iets van publiceren en, zo ja, wat, wanneer en hoe.

Vogelvrij

Is de positie van Martinus T. dan nog anders omdat hij vermoedelijk schuldig is aan een misdrijf? Nu hij de moord op Sévèke heeft bekend, is hij terecht voorwerp van intense – en uiteraard vooral negatieve – publieke belangstelling en publicaties. Daar kan hij zich niet tegen verzetten. Maar zijn daad maakt hem niet vogelvrij. Het is begrijpelijk en verleidelijk – maar ook verkeerd – om de rechten van daders te offeren aan de nieuwsgierigheid van het publiek.

Het meest opmerkelijke is misschien nog wel dat De Gelderlander überhaupt aan het dagboek is gekomen. Het is bij huiszoeking in beslag genomen – hoe komt het dan opeens bij de media terecht? Het klinkt misschien ouderwets en naïef, maar als vanuit justitie bewijsmateriaal in een lopende strafzaak is gelekt naar de media, dan is dat verkeerd. Natuurlijk heeft de moord op Sévèke veel onrust veroorzaakt en heeft het publiek veel belangstelling voor de motieven van de vermoedelijke dader. Het is echter niet de taak van justitie om bij te dragen aan trial bij media.

Oorspronkelijk gepubliceerd op NU.nl.

E.M. Meijers and the Recodification of the Dutch Civil Code after World War II: Renewal’s Only Victory?

Optional Thesis
Final Honours School of Modern History
Oxford University
April 1997

PDF

Introduction

On 25 April 1947, Professor E.M. Meijers received from the Dutch government the task of drafting a new Civil Code. According to the official announcement, the existing code, introduced in 1838, was too old and no longer sufficiently in tune with developments in jurisprudence, and in society in general.

At a conference held in The Hague in 1938 to celebrate the hundredth anniversary of the old code, Meijers had been the only speaker to call for a complete recodification. The other speakers had been convinced that such an enormous project could never be completed, and either advocated partial reform or considered the judiciary capable of side-stepping the ambiguities and lacunae of the existing code. Paul Scholten, a colleague of Meijers at the University of Leiden, had said that “our Civil Code is a quiet possession,” and that and that a new code “only comes into existence out of political urgency.” The Minister of Justice, for his part, pointed out that he had more pressing concerns.

Clearly, something had happened between 1938 and 1947 to make a recodification more attractive and to create sufficient “political urgency”. The most obvious potential factor is the Second World War and the German occupation of the Netherlands between 1940 and 1945. This brought many changes to Dutch society, some more lasting than other, and certainly also to the administration of justice and popular confidence in the judicial process. The experience of occupation, the joy of liberation, and the urge for renewal which this brought with it in most of the recently-liberated countries of Western Europe, would seem, at first sight, to be sufficient cause for the sudden popularity of recodification: it is, after all, a form of renewal. It is thus the main object of this thesis to investigate whether the decision to recodify the Dutch Civil Code was the product of the ‘Sturm und Drang’ mentality of the liberation era, or whether Meijers’ appointment in 1947 simply marked the natural culmination of a long-running argument on which the war in fact had little impact. As it turned out, very little came of the hopes for radical changes to Dutch politics and society after the war, and it is tempting to see the recodification as an inexpensive gesture to those, including Queen Wilhelmina herself, who had hoped to see much more.

The actual process of recodification and the legal changes which it eventually brought about have been comprehensively and expertly examined in a recently published Ph.D. thesis by Dr Erik Florijn, Ontstaan en ontwikkeling van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. In this thesis, I have therefore decided to concentrate entirely on the decision to recodify the civil code, rather than the long and somewhat tortuous process by which the new code was drafted and implemented. This thesis investigates the historical context in which the decision of April 1947 was taken and seeks to understand why it was taken after, rather than before, the Second World War, and how, if at all, the experience of war and occupation contributed to its genesis. In this analysis, the personal motives of Meijers and J.H. van Maarseveen, the Minister of Justice who appointed him, will be of paramount importance.

To see the decision to recodify the Civil Code as ‘Renewal’s only victory’ would be to imply that the instigators of that decision intended it to effect some sort of renewal. Whether this was indeed the case remains to be seen. This thesis is, in other words, a case study of the wider issue of the post-war renewal of society and politics desired by many people, particularly but in no sense exclusively in the Resistance, during the German occupation of Western Europe, and the degree to which these plans and hopes became reality. It also offers an insight in microcosm into the question of continuity and change, and the relation between them, between pre- and post-war European politics and society.

Most of the primary research for this thesis was done at the Ministry of Justice in The Hague, which has extensive archives on the recodification project (which still continues) and the immediate context of Meijers’ appointment. Further primary material was found in libraries in The Hague, Leiden and Oxford, and obtained from Dr Erik Florijn and Miss Clara C. Meijers. Thanks are due to these individuals and institutions for their help and advice.

Continue reading [PDF]NOTE: This text has not been edited since 1997.


Some recent publications:

Some older sources, now available online: